Onweer in Arizona
Ik word wakker van vogels die vrolijk fluiten. Ik open langzaam mijn ogen en merk dan iets vreemds. Waar is het raam gebleven! Ik schiet omhoog en zit rechtop in mijn bed. Dan laat ik me weer achterover vallen en grinnik. Het raam is achter me. Dat kan kloppen, want ik lig niet in mijn eigen kamer, maar in een hotelkamer van de stad Legends of Oregon. Mijn glimlach wordt steeds breder. Eindelijk ga ik nu een scherpe tomahawk kopen! Weer schiet ik rechtovereind en spring uit bed. Snel kleed ik me aan en ren naar beneden de ochtendzon in. Het voelt heerlijk aan. Ik ren naar de Saloon en koop snel een broodje wat ik direct naar binnen werk.
Met rustige stappen, maar toch erg druk in mijn hoofd en lichaam, loop ik naar de geweermaker. Zo te zien is de winkel al open. Een zenuwsteek schiet door mijn lichaam. Gek genoeg word ik er zenuwachtig van. Doe normaal Mani! Denk ik bij mezelf. Ik haal diep adem en stap de winkel binnen.
Overal in de winkel hangen wapens. Het is erg leuk om eens in een andere winkel te komen dan je eigen. Het is toch net allemaal even anders. “Goedemorgen.” Zeg ik tegen de verkoper. “Dag vreemdeling, kan ik je ergens mee helpen?” ik antwoord niet, want ik sta al voor de scherpe tomahawk. Met grote ogen bewonder ik het glanzende wapen. Ik leg mijn hand erop en streel er even overheen. “Ik denk dat u uw keuze al heeft gemaakt, mevrouw?” “Ja, deze zou ik graag willen hebben. Ik heb alleen niet de voldoende dollars om te kopen, maar ik kan vast wel wat inruilen toch?” “Natuurlijk, natuurlijk. Uw oude wapen bijvoorbeeld?” Ik knik. “Ook heb ik nog wat zilverstaven voor u.” De verkoper is blij en ik overhandig mijn oude wapen en de zilverstaven. “En hier is het overige geld.” De verkoper haalt uit het magazijn een andere tomahawk en overhandigt hem aan mij en buigt. “Veel plezier en geluk ermee.” “Bedankt, meneer.” Met frisse moed loop ik weer de winkel uit met een glanzende, scherpe tomahawk de zon in.
In het gemeentehuis meld ik me af, bedank wolterja en vertrek de stad uit. Terug naar het vertrouwde Arizona. Mijn paard is blij me te zien en ik bestijg hem. Samen rijden we de wijde wereld in, op weg naar huis. Bijna bij huis hoor ik flink lawaai uit de stad komen. Ik stap van mijn paard af en neem hem mee naar binnen. Ik laat hem achter bij de andere paarden en loop verbaasd door de stad. Ik zie mensen heen en weer rennen en sommige schreeuwen. Om informatie te winnen en me weer aan te melden als inwoner, loop ik naar het stadhuis. Phoxius heet me weer welkom in de stad. “Wat is hier gaande, Phoxius?” vraag ik. “Edele wapens en fortgevechten. Ik denk dat je beter even iemand anders aan kunt schieten, want ik moet de administratie nog even bijwerken.” Nog nieuwsgieriger dan eerst loop ik weer naar buiten. Juni loopt net voorbij en ik spreek hem aan. “Waarom is het zo druk hier?” Met een serieus gezicht vertelt hij me het: “Het is zo, dat als je veel dollars bij je draagt in een fortgevecht en dat je dan een edel wapen kunt vinden. Vandaag hebben we een proef experiment. Heb jij $5000 contant?” Ik schud mijn hoofd. “Ik ga even mijn nieuwe wapen testen, daar heb ik nu meer zin in. Daarbij heb ik net mijn geld eraan uitgegeven.” Antwoord ik. “Oke, succes!” en juni rent weer verder.
Ik haal mijn paard weer bij de anderen vandaan en stuif de stad uit. Ik arriveer in een stad en meteen zie ik een slachtoffer lopen. Ik haal mijn tomahawk tevoorschijn en ren naar hem toe. “Ik duelleer je.” Geschrokken haalt hij zijn wapen tevoorschijn. Ik haal uit, maar erg hard raak ik hem niet. Hij heeft blijkbaar veel weerstand. Toch win ik van hem, en ik glunder. Op de grond liggen een hoop dollars. Ik graai ze van de grond. Het zijn er $691! Opgetogen steek ik ze in mijn zak en loop snel naar de bank om het daar veilig te stellen. Dan ga ik op weg naar een volgende.
Na een aantal duels ben ik er best wel erg aan toe. Ik kruip in een stad even een hotel in, maar zie dan dat ik nog naar een fortgevecht kan. Met moeite kruip ik uit het hotel en loop rustig naar mijn paard. Snel lopen is toch niet mogelijk. Ik ben bijna bij mijn paard als ik ineens iemand de stad in zie stuiven. Het is een doodgraafster. Met geschokte ogen kijk ik naar haar op. Ze haalt haar houthakkersbijl tevoorschijn en rent op me af. Voor ik het weet heb ik mijn eigen wapen ook getrokken. Allebei delen we een klap uit. De volgende maak ik al niet meer mee, want ik val flauw. Ik voel nog net haar in mijn zakken voelen, maar er is niets te vinden. Dan verlies ik mijn bewustzijn.
Langzaam ontwaak ik. Ik merk dat ik in mijn eigen bed weer lig. De zon schijnt in mijn ogen en ik knijp ze gauw weer dicht. Het is nog steeds een prachtige dag! Ik voel me al wat beter en spring onder de douche om al het vuil weg te wassen. Onder de douche begin ik aardig trek in eten te krijgen. Ik trek een geel overhemd en sandalen aan. Ik ga eens even zonnen.
Het is opmerkelijk stil in de stad. Zeker na al die herrie van de ochtend. Ik loop de saloon binnen en bestel een enorme zalm die iemand vers voor Henry had gevangen die ochtend. Ik vraag aan Henry welke kanjer dat heeft gedaan. “Stini natuurlijk.” Knipoogt hij. “Zeg, weet jij eigenlijk waar iedereen naartoe is?” vraag ik. “Harres vertelde me net dat ze allemaal met zakken vol geld naar een fortgevecht zijn vertrokken. Vandaar de stilte.” “Zou ik buiten mogen zitten? Het is heel erg lekker weer.” “Jahoor, het is nu toch erg rustig. Zet maar een stoel en een tafeltje buiten.” Staat hij me toe. Ik draag een tafel en een stoel naar buiten en plof neer. Henry komt naar buiten en serveert me een heerlijk ruikende zalm. “Hmmm, Henry toch. Dat is wel heel erg smakelijk.” Ook zet hij er een glas water voor me neer. “Ook van stini.” Lacht hij. “Geniet van de zon, meisje.” Ik bedank hem en begin te eten. De zalm is verrukkelijk.
Na heerlijk gegeten te hebben, blijf ik nog steeds buiten in de zon zitten. Met mijn ogen een beetje gesloten, laat ik de zonnestralen mijn gezicht strelen. Zo blijf ik nog wel even een uur of twee zitten.
Mijn zon begint ineens te verdwijnen. Wolkenvelden spreiden zich over de stad. “Nee, mijn zon!” en meteen kom ik uit mijn relaxhouding. Ik draai mijn hoofd, en kan zo direct de horizon buiten de stad zien. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. Ik zie toch echt wat aankomen. Ineens voel ik een hand op mijn schouder en snel draai ik me om om te kijken wie het is. Waupee staat achter me. “Er is onweer op komst, mensen zo boos zijn.” Ik frons mijn hoofd, maar voordat ik iets wil vragen is Waupee alweer verdwenen. Ik keer mijn hoofd weer naar de uitgang van de stad. Inmiddels zie ik een stofwolk. Ik kijk naar de wolken en de wind begint aan te wakkeren. Ik krijg het er koud van, maar het maakt me niet uit. Ik wil weten wat er aan de hand is. De lucht begint te rommelen, er hangt onweer in de lucht. Ik schrik van een bliksemschicht van ergens achter de stofwolk. Toch ben ik gefascineerd en blijf kijken of er nog meer te zien zijn.
De stofwolk komt steeds dichterbij en op een gegeven moment hoor ik galopperende hoeven en woedende kreten door de lucht vliegen. De schimmen in de stofwolk beginnen langzaam duidelijk te worden. Neelis zie ik voorop rijden. Mijn mond valt open. Hij heeft een hoogwaardige winchester! Naast hem rijdt freewilly die hetzelfde als hij heeft. Ik wil gaan staan om ze te feliciteren, maar ik zie hun woedende blikken, dus ik ga weer snel zitten. De mannen houden halt voor de saloon, dumpen hun paard en stampen naar binnen. Een donderslag klinkt, en op dat moment begint het te regenen. Ik ren naar binnen en zie dat de saloon vol zit. “Stomme WaW! Altijd moeten ze het voor ons verpesten!” klinkt het overal. “Ja, die revolver die die vond, echt zo oneerlijk.” Hoor ik ook. Ik hoor een glas vallen en vuisten die op tafels slaan. De grootste klap komt van freewilly natuurlijk. Ik zie hem opstaan met veel lawaai en weer gooit hij zijn stoel om. Dan banjert hij de saloon uit. Vanwege de drukte en het lawaai ga ik hem achterna.
Ik tref hem op het stoepje van het stadhuis. Hij zit met zijn handen om zijn hoofd geklemd en staart nors voor zich uit. Nog steeds regent het, en hij lijkt nu net een klein jongetje die het ergens niet mee eens is. Ik waag me naar hem toe en ga naast hem zitten. Hij zegt niets tegen me en blijft voor zich uit staren. Voorzichtig strek ik mijn arm en leg hem om hem heen. Hij lijkt het niet erg te vinden en zo zitten we daar even, luisterend naar de regen, de geluiden uit de saloon en het gerommel in de lucht.
“Het is gewoon oneerlijk. Ik heb wel een winchester, maar toch.” Doorbreekt hij de stilte. Ik zeg expres niet en laat hem even rustig praten. “Dat WaW is gewoon niet te vertrouwen. Ze hebben niet eens respect voor je gewoon!” dat waren nog de rustigste woorden. De rest wat erna kwam, laat ik gewoon niet op me inwerken. Eigenlijk is het wel lachwekkend al dat gevloek, maar ik kan me goed inhouden.
Na een tijdje zit ik te rillen en heb ik meer freewilly’s warmte nodig dan hij de mijne. “Ga toch naar binnen, je verrekt van de kou.” Adviseert Willy me. “Oke, ik spreek je later wel. Sterkte.” Kletsnat ren ik terug naar de saloon. Als ik daar binnenkom, roept Sjaak dat ik bij hem moet komen. Ik ga naast hem zitten en kruip tegen hem aan. Lierse00 komt er ook bij en reikt me een handdoek toe. Ik grijns tegen hem: “Held van me.” Ik tril over mijn hele lichaam en Sjaak probeert me warm te wrijven.
Diner wordt genuttigd en er wordt volop gedronken. De sfeer begint al een klein beetje te veranderen, maar hangt nog steeds aan de teleurgestelde kant.
Het wordt almaar later en later en langzaam begin ik toch echt moe te worden, zeker na mijn flauwvallen. Neelis ziet het: “Moet jij niet eens naar bed? Je ziet er erg slaperig uit.” Met slaapoogjes knik ik van ja. Sjaak laat me los. “Ik breng haar wel.” Hoor ik een stem achter me zeggen. Het is Klungelbeest en langzaam sta ik op. Ik rek me uit, maar val daardoor bijna om. Hij pakt mijn arm beet en leidt me naar de uitgang. “Dankje, Klungel.” Hij brengt me tot aan mijn kamer. Hij geeft me een knipoog en wenst me welterusten.
Ik zak op bed neer en laat me achterover op mijn kussen vallen. Nog steeds regent en onweert het. Niet zo’n fijn geluid. Nog een tijd lig ik wakker en ik begin kippengeluiden te horen van mensen die uit de saloon komen. Dat maakt het na deze dag weer goed. Met een glimlach op mijn mond val ik in een diepe slaap.
~Mani